Is de verwijsindex de heilige graal?

Het is alweer zestien jaar geleden (1998) dat de gemeente Rotterdam starttte met het eerste risicosignaleringssysteem voor jongeren. In 2010 wordt vervolgens min of meer verplicht gesteld dat organisaties aansluiten op het risicosignaleringssysteem dat toen landelijk bekend werd onder de naam ‘verwijsindex risicojongeren’. Begin 2014 kan geconcludeerd worden dat een landelijk werkende verwijsindex in de huidige vorm geen onverdeeld succes blijkt.

Aanleiding voor het landelijk opzetten van de verwijsindex waren onder andere de peuter Savanna (2004) en het ‘Maasmeisje’ (2006). Kinderen die door hun ouders om het leven waren gebracht en waarbij zorg weliswaar in beeld was, maar door onvoldoende samenspraak niet voldoende werd ingezet. Na deze incidenten kwam de landelijke politiek in beweging en werd de verwijsindex risicojongeren als oplossing, als heilige graal, gepresenteerd.

Een systeem met, zo blijkt nu, de nodige gebreken:

  • De verwijsindex heeft het imago van een meldsysteem waar een jongere ‘voor eeuwig’ in verdwijnt. Hij is zogezegd ‘besmet’ dankzij registratie in het systeem.
  • Het systeem werkt op persoonsniveau en (nog) niet op gezinsniveau. Hierdoor wordt gezinsproblematiek niet in beeld gebracht. Verandering hierop komt pas in 2015.
  • Voordat een jongere wordt gesignaleerd door een hulpverlener moet deze eerst toestemming krijgen van de jongere of de ouders. Een gesprek dat liever ontdoken wordt en als haaks op het opbouwen van een vertrouwensband wordt gezien.
  • Er kunnen geen inhoudelijke gegevens in de verwijsindex worden gezet, alleen ‘dat’-informatie. Een signalering kan zodoende op verschillende wijzen worden geïnterpreteerd.
  • Een systeem kan pas werken wanneer alle partijen zich committeren. Zodra enkele partijen niet aansluiten, of niet trouw signaleren, ontstaat er alsnog een onvolledig beeld van de situatie.
  • In dunbevolkte regio’s heerst een ons-kent-ons-cultuur, waardoor het systeem draait voor een onbestaande behoefte.

Toch zijn er veel organisaties die ondanks een of meerdere van bovenstaande argumenten kiezen voor gebruik van de verwijsindex. Meer dan alleen de formele aansluiting die van de gemeente wordt gevraagd, maar ook daadwerkelijk signaleren. Ook nog anno 2014. Misschien omdat deze organisaties een wit voetje willen halen bij de gemeente (en misschien is het ‘het beste jongentje van de klas willen zijn’ helemaal zo gek niet met het ook op de aanstaande veranderingen). En niet minder omdat de organisaties de meerwaarde zien van een verwijsindexsysteem.

Schreeuwen van geluk
Een systeem kan pas werken wanneer alle partijen zich committeren

Zodra organisaties serieus en organisatiebreed achter de verwijsindex staan, de ‘hoe vertel ik het de cliënt’-drempel hebben opgelost en daarmee de verwijsindex actief gaan gebruiken, dan loont het om na te gaan denken over een koppeling. Dat wil zeggen: met een druk op de knop melden vanuit je eigen registratiesysteem.

De technologie is tegenwoordig al zo ver dat IT-projecten – zoals het realiseren van gegevensuitwisseling tussen het eigen systeem en de verwijsindex – al onder de 10.000 euro gerealiseerd kunnen worden. Een koppeling verdient zichzelf zodoende op termijn terug en levert daarna geld op, want:

  • Voor gebruikers geen dubbele registratie meer in én het eigen systeem én het verwijsindexsysteem. Gegevens die al bekend zijn nog een keer invoeren kost immers alleen maar tijd.
  • De organisatie weet dat er wordt vastgelegd wanneer er wel of niet is gesignaleerd. Daar kan op gestuurd worden, met kwaliteitsverbetering tot gevolg.
  • In theorie zou door vroegsignalering effectievere hulp en snellere doelrealisatie moeten plaatsvinden. Als dat het geval is, leidt dat tot lagere kosten van de hulpverleningssector als geheel.

Is de verwijsindex risicojongeren de heilige graal? Waarschijnlijk niet, en misschien blijft dat ook wel zo nadat de gezinsfunctionaliteit er in 2015 bij komt. Maar… als je hulpverlener toch ‘moet’ signaleren of als organisatie toch gelooft in dit systeem en ermee wilt werken, dan kan je het jezelf beter gemakkelijk maken.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.